vrijdag 1 juni 2012

http://groepje-beeldende.blogspot.nl

Dit is de site van de blog die we gemaakt hebben voor beeldende vorming.

Muziekles over muzieksoorten.


Ik begon met het uitspreken van mijn verwachtingen en het herhalen van mijn regels. Ik wilde dat ze goed meededen en vertelde dat er maar één tegelijk aan het woord kan zijn. Lukte het toch niet om je aan de afspraken te houden dan kwam je naam op het bord. Stond deze er nog steeds aan het einde van de middag dan moest je nablijven.
Ik vertelde de klas dat mijn radio kapot was. Hierdoor kan ik nu alleen nog maar cd’s luisteren. Hier heb ik er niet zoveel van, en welke moet ik nou kopen?’ ‘Waar luisteren jullie naar?’ Zo begon ik een gesprek met de leerlingen over verschillende muzieksoorten. Deze hebben we in een woordweb gezet. Ik vroeg de leerlingen wat je nou eigenlijk met muziek kunt. Leerlingen: ‘luisteren’, ‘dansen’ en ‘het maakt je blij als je boos bent’ etc. Na die laatste opmerking vroeg ik: ‘Wat doe je dan precies bij muziek? ’Een leerling: ‘Je denkt erover na’. Dit wilde ik de kinderen ook laten doen. Ik wilde hen muziek van een andere kant laten bekijken. Ze kregen wasco en een gevouwen a4tje. Ik liet 4 fragmenten horen. Dit waren allemaal verschillende muzieksoorten. De leerlingen tekenden wat ze hoorden, dachten of voelden bij die muziek. Na elk fragment besprak ik enkele tekeningen. Hiermee gaf ik ideeën door en complimenteerde de leerlingen. Complimenten als: ‘Wat mooi getekend’ of ‘goed geluisterd, ik zie de muziek helemaal terug in je tekening’.
Na de fragmenten hebben we de vier tekeningen bekeken en besproken. Vooral de tegenstelling tussen opera en rock waren groot. Ik vroeg de kinderen hoe dat kwam: ‘Door de muziekinstrumenten en de zanger’ antwoorden ze.
Dit klopte en vanuit hier ben ik over gegaan op kenmerken van muzieksoorten aan de hand van mijn PowerPoint. We bespraken, luisterden en bekeken de muzieksoorten. We bespraken bijvoorbeeld: ‘Wat is een veel voorkomend instrument?’, ‘Wat valt je op bij dit soort muziek?’ Dit gesprek liet ik vooral uit de kinderen komen hierdoor kreeg ik meer betrokkenheid. Na het gesprek controleerden we wat we besproken hadden door naar muzieksoorten te luisteren.
Onder het bespreken van de PowerPoint waren er twee leerlingen erg druk en na drie keer waarschuwen schreef ik hun namen op het bord. Meteen was de klas erg stil. Ze werden weer gewezen op de regels.
Na de PowerPoint vroeg ik de leerlingen hoe ze omgingen met buren en harde muziek. Er kwamen veel verschillende verhalen en opties. Nadat de meeste leerlingen verteld hadden vertelde ik wat ik zou doen. Ik zou namelijk hele hard ‘STOP’ roepen. Iedereen keek me met grote ogen aan. Toen zei ik: 'Luister maar.' Op dat moment zong ik in de late uren’.
Dit lied heb ik vervolgens regel voor regel aangeleerd, De kinderen hadden het melodietje snel door en vonden het geweldig om de ‘stop’ in het liedje zo hard mogelijk te zingen. Toen ze de couplet ten kende ben ik ingegaan op de inhoud van de tekst. Zo haalde ik de informatie terug uit de PowerPoint. Daarna liet ik wat instrumenten zien aan de kinderen. Bij elk couplet zochten we een instrument wat bij het muzieksoort paste. Daar mocht een leerling de maat mee aangeven. Zo hadden we bijvoorbeeld de trommel voor de pop, kenmerkend van de pop is namelijk de beat.
Nadat we alle coupletten nogmaals gezongen hadden nu met de instrumenten, vroeg ik de leerlingen die een instrument hadden, deze op de instructietafel neer te leggen.
Evaluatie:Ik liet de leerlingen nadenken over het doel van de les. We bespraken de antwoorden als: ‘ u wilde ons iets leren over de soorten muziek’ en ‘ zingen met z’n allen’. Ik vatte kort samen wat de leerlingen noemden en vertelde dat ik positief was over de doelen. Zij stemden hiermee in.
Een van de leerlingen die ik op het bord had geschreven had duidelijk laten zien, dat hij ervan geleerd had. Zijn naam had ik weggeveegd. Met de andere leerling had ik een afspraak gemaakt dat hij tot de bel stil zou zijn en zijn armen over elkaar zou houden. Dit ging goed, ook zijn naam verdween van het bord.





Lesvoorbereiding

Naam
Lisanne van de Weitgraven
Groep
1d
ICO
(Stagebegeleider)
Jacqueline Wery
Praktijkschool
C.J. van Rootselaarschool
Groep
6
Mentor
Jacqueline Wery
Activiteit
muziek
Datum
28 november

Leerpunten student
1.      Didactiek toepassen in mijn formulier
2.      Mijn stilteteken gebruiken en daarbij wachten op de stilte die ik vraag
3.      Consequent zijn.

Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, …
De kinderen luisteren naar muziek
oa popmuziek

ze weten dat er verschillende soorten muziek zijn en kunnen er misschien ook enkele benoemen.

Als je iets niet leuk vind dan geef je dat aan.
Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben? Formuleer je doelen SMART.
De kinderen kennen aan het einde van de les de verschillende muzieksoorten.
Ze kunnen aan het einde van de les het liedje zingen

Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.
Door vragen te stellen
Door te observeren
En door goed te luisteren


Werkwijze en middelen (hoe en waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat doe jij?


Hoe wordt de leertijd gebruikt:
  leerkrachtgestuurd F
F leerlinggestuurd 

Ik vertel
ik leg uit
ik vraag de kinderen van alles
ik zing voor en leer het lied aan

De leerlingen luisteren
Ze doen mee
Ze geven antwoord en stellen vragen
Ze zingen en maken muziek

Ik gebruik verschillende muziekfragmenten,
Muziekinstrumenten
Het digibord
En het liedje


De leerlingen gebruiken hun stem en het liedje

Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen?


Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij?


Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?

Organisatie (Aan welke praktische zaken moet je denken bij de uitvoering; maak eventueel een schets van de ruimte)
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
Het digibord moet aanstaan
Het liedje opgestart
De muziekinstrumenten
De muziekinstrumenten worden gepakt en teruggelegd waar ze vandaan kwamen.
kinderen die niet goed meedoen worden hierop aangesproken



De leerlingen blijven aan hun tafels zitten en degene met een muziekinstrument mogen deze opruimen.
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product?
Na afloop
Zorg een rustige overgang naar de volgende les. Wie ruimt wat op? Waar moeten leerlingen gaan zitten?
Lesopbouw
(wat ga je precies doen)

Keuze lesmodel

Didactische Analyse

Activerende Directe Instructie

Ander model, namelijk:


benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel
Aanvullende vakdidactische eisen
·          
DA
ADI
1 Inleiding

2 Kern

3 Afsluiting
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide inoefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie

continu: REFLECTIE

lesfase
tijd
activiteit
Inleiding








Kern



























afsluiting
5/7








20-30


























2-5
Ik begin over mijn radio, dat er verschillende muziek bestaat.  Rustig, hard. Dan ben ik benieuwd welke muziek de kinderen luisteren?
en hoe noemen we die muziek?

Pop muziek
jazz
rock’ n roll
Rappen

Hoe kun je die muziek herkennen?

dan luisteren we naar muziek en dan tekenen de kinderen op de muziek. Dus ze tekenen bij wat ze horen. Zelf doe ik ook mee/doe het voor.
na verschillende muziekstukjes kijken we naar de verschillen. Dit doen we aan de hand van een powerpoint die ik gemaakt heb. Daarin staan de belangrijkste kenmerken van muziek. Met plaatjes wil ik uit de kinderen halen wat ze zien, en wat ze zelf kenmerkend vinden voor die muziek. Hierin droeg het betekenisaspect bij van bladzijde 135, uit muziekmeester. Hier staat dat muziek wat met jou doet en jijzelf ook iets met de muziek. Dit bespreek ik met de klas om het zo nog meer betekenisvol te maken.

Dan vraag ik de kinderen of andere weleens last hebben van de muziek? Wat doen ze dan?
wat zouden jullie doen?
ik zou zeggen STOP!

Moet je maar eens luisteren:
dan zing ik het liedje voor.

vervolgens deel ik een gedeelte uit aan de klas, zodat ik de eerste regels zing en zij de laatste, zo zingt de klas steeds meer mee. Op bladzijde 13 van muziekmeester heb ik gelezen dat je kinderen moet uitdagen om enthousiast mee te zingen, dan gaan ze rechtop zitten en doen ze mee. De kinderen beginnen met het meezingen van STOP! Dit is ontzettend leuk om hard mee te mogen zingen. Hiermee wilde ik ze meteen betrekken en enthousiast maken. Ook door de manier waarop ik ‘vertellend’ zing.

dan zet ik het liedje op het bord en zingen we ook de andere coupletten. We bespreken ook de tekst die we zingen, woorden die we kennen maar vooral de onbekenden. Zo staat op bladzijde 80 van muziekmeester dat muziek ook impact heeft op rekenen en taal.

en als we nou muziek instrumenten gebruiken, welke zouden dan passen en waarom? Laat maar horen.

zo maken we harde muziek en na het woord stop, stoppen ook de muziekinstrumenten.

het lied zingen we een paar keer en sluiten daar ook mee af.

Dan vraag ik de kinderen welke muzieksoorten er ook alweer waren, en als we veel tijd over hebben mogen ze in groepjes over die soorten muziek waar we nog niet over gezongen hebben een nieuw couplet maken.

Bij deze les maak ik gebruik van het bkv-model:
Betekenis = het eigen maken, de opdracht verplaatsen naar de beleveniswereld van de kinderen en het zo betekenisvol maken
Vorm= de vorm van het liedje, couplet refrein couplet refrein
Klank= Het gebruik van muziekinstrumenten en verschillende gebruiken van de stem (hard en zacht)




Les muziek, feedback van Sjoerd Meijer: onvoldoende
Je gebruikt het KVB-model muziek correct
De doelen van de les passen bij de ontwikkeling van de kinderen en sluiten aan op de belevingswereld
Er is gebruik gemaakt van vakspecifieke didactiek
Op 3 onderdelen is er een koppeling met de theorie
Er wordt minimaal 1 vakinhoudelijke bron gehanteerd
Deels
Ja
Nee
Ja
Nee




Zelfevaluatie aan de hand van de cirkel van Korthagen:




Fase 1: Handelen.

Wat wilde ik bereiken?
Ik wilde dat de leerlingen betrokken bleven bij mijn les en dat De kinderen aan het einde van de les de verschillende muzieksoorten kennen evenals het liedje.

Waar wilde ik op letten?
Ik wilde letten op mijn toepassing van de didactiek deze les, op het consequent zijn. En mijn stilteteken doen en daarbij wachten op de stilte die ik vraag.

Wat wilde ik uitproberen?
Ik wilde deze les letten op de betrokkenheid van de leerlingen. Ik kreeg als vraag bij godsdienst mee na mijn vorige les om te kijken hoe ik nou alle kinderen aan het zingen kreeg. Nu heb ik ook uit muziekmeester gehaald dat je de kinderen hierbij moet uitdagen. Wat ik dus nu extra wilde doen.

Fase 2: Terugblikken op het handelen.

Wat gebeurde er concreet?
Ik leerde de leerlingen het lied aan. Hierbij betrok ik de kinderen in het lied, door ze eerst zelf over muziek te laten vertellen en wat ze doen als de buren de muziek hard hebben staan. daarna vertelde ik hoe ik het zou doen. Ik zou namelijk zegggen STOP!.. luister maar.. Hierdoor waren de kinderen meteen geboeid. Ik vroeg ze of ze mee wilde zingen en de stop nu wilde doen ipv mij. Dit vonden ze erg leuk en zo regel voor regel zongen we het hele liedje samen.

Lerarenperspectief:
Wat wilde ik?
Ik wilde dat de kinderen goed meededen, en ze allemaal mee zouden zingen.

Wat deed ik?
Ik betrok de kinderen bij mijn lied. Door te vertellen en ook de manier waarop ik zong en ze meenam in het lied.

Wat dacht ik?
Ik dacht tijdens de les: ‘Gelukt!’

Wat voelde ik?
Tijdens deze les voelde ik me enthousiast. Ik merkte duidelijk dat ik de kinderen had, ze deden goed mee en ik had ze op de juiste manier het lied aangeleerd. Ze bleven echt geboeid.



Leerling-perspectief:
Wat wilde de lln?
De leerlingen wilde graag hun eigen inbreng kunnen vertellen in de les. Dit kon. Hierdoor plaatste de les nog meer in hun belevingswereld.

Wat deden de lln.?
De leerlingen deden goed mee. Ze hadden veel inbreng en luisterde goed. Ook het zingen waar ik specifiek op wilde letten of iedereen meedeed ging goed. Iedereen deed mee.

Wat dachten de lln.?
De leerlingen dachten aan zichzelf tijdens de les, ze betrokken de les op henzelf en vonden het een leuke les en een leuk liedje. Dit bleek uit de evaluatie

Fase 3: Bewust worden van essentiële aspecten.

Hoe hangen de antwoorden op de vorige vragen met elkaar samen?
De manier waarop ik te werk ging voldeed aan de behoeften van de kinderen. Waardoor de les goed aankwam.

Wat is daarbij de invloed van de context/de school als geheel?
Normaal hoeven niet altijd alle leerlingen mee te zingen. Een paar doen dat dan ook nooit. Ik vind dit alleen wel een uitdaging om ook deze leerlingen uit zichzelf mee te laten zingen. Maar omdat ze het niet hoeven is dit wel lastiger.

Wat betekent dit nu voor mij?
De manier waarop ik nu gehandeld heb is zeker een manier om vaker toe te passen. Namelijk het lied betrekken in de belevingswereld van de kinderen en het stapje voor stapje aanleren en het daarbij vertellend te zingen.

Wat is dus het probleem (of de positieve ontdekking)?
Ik kan alle kinderen laten zingen als ik het liedje op de juiste manier aanbied.

Fase 4: Formuleren van handelingsalternatieven.

Welke alternatieve zie ik?
-          Volgende keer na het eerste couplet de tweede hetzelfde aanleren ipv de tekst op het bord te laten zien.
-           Het liedje eerst een keer muzikaal laten horen nadat ik het gezongen heb. Zo hebben de kinderen mij gehoord en de muziek en dan zij.

Welke voor- en nadelen hebben die?
Een nadeel van de eerst is dat het veel meer tijd kost een voordeel dat de kinderen zo het hele liedje beter onthouden. Bij de tweede is het een voordeel dat de kinderen zo meer in de melodie zitten wat niet voor iedereen nodig was maar voor enkele misschien fijn was geweest. Een nadeel is dat je dan als leraar niet helemaal in de hand hebt hoe de kinderen reageren op het muzikale gedeelte. Of het te lang duurt of te kort. En hoe de kinderen daarmee omgaan.

Wat neem ik mij nu voor de volgende keer?
Ik wil de liederen boeiend blijven aanleren. Ik wil de kinderen blijven betrekken bij mijn liedjes, dat iedereen meezingt. Dit door vooral de tekst te verplaatsen in de belevingswereld. Nieuwsgierigheid opwekken naar het lied. Wat ook op bladzijde 13 staat van muziekmeester.


vrijdag 18 mei 2012

Drama les over emoties

Ik heb een les gegeven over emoties in groep 6. Deze les begon ik met een stukje van een filmpje over emoties:  
http://www.youtube.com/watch?v=c3fSA54MUq4 .Hierover heb ik met de klas gepraat. 'Wat zag je nou eigenlijk?' we kwamen tot de conclusie dat het emoties waren. 'Maar welke dan?'  We hebben de emoties op het bord geschreven, in de vorm van een woordweb. We kenden er samen heel veel.
Wat zijn kenmerken van bepaalde emoties? Ik gaf enkele leerlingen de beurt, ze vertelde het dan waarop ik vroeg of ze het voor konden doen voor de klas? Zo kon iedereen hen goed zien en was het meteen duidelijk.  Belangrijke kenmerken van een emotie hebben we opgenoemd. bijvoorbeeld boos. Dit kun je zien aan een boos gezicht, maar juist doordat het voorgedaan werd voor de klas was ook duidelijk dat het in je houding zit. Je kunt namelijk al heel veel zeggen met je houding en je gezichtsuitdrukking. Op deze manier hebben we enkele emoties behandeld. Daarna heb ik duidelijke afspraken gemaakt met de klas en mijn verwachtingen uitgesproken over de lesvoortzetting in het speellokaal. Daar zijn we met zijn allen heengegaan. Ik gaf daar de maat aan met instrumenten, die we samen hadden uitgekozen bij de emotie, en de leerlingen liepen daarop met als opdracht een bepaalde emotie uit te beelden. We hebben zo 4 belangrijke emoties gehad. Voordoen, nadoen, aan elkaar laten zien. Dit deden we bij Verdrietig, Boos, Blij en Bang.
Daarna heb ik mijn stoeltjes neergezet en vertelde ik over de heel bijzonder bus. De emotiebus was hier namelijk gestopt. Ik wees een chauffeur aan en vertelde wat de bedoeling was. Ik gaf hem een pet en ging als eerste in de bus zitten. Zo zagen de kinderen wat de bedoeling was. en ik wees zo enkele kinderen aan. Dit ging erg goed. De kinderen vonden het super! en daarom hebben we hem nog een keer gedaan.
Na deze opdracht had ik een opdracht gegeven om met een groepje van 4 een emotie te kiezen en deze uit te breidden. De emotie moest vergroot worden. dus de ene begon een beetje blij bijvoorbeeld en de laatste was superblij! En daartussen zag je dan een groei. dit hebben de leerlingen geoefend en aan elkaar laten zien.
Daarna was de les voorbij. We gingen terug naar de klas en hebben daar de les gereflecteerd.


Lesvoorbereiding

Naam
Lisanne van de Weitgraven
Groep
1d
ICO
(Stagebegeleider)
Jacqueline Wery
Praktijkschool
C.J. van Rootselaar
Groep
6
Mentor
Jacqueline Wery
Activiteit
Drama les
Datum
01-03-2012

Leerpunten student
1.      Mijn verwachtingen duidelijk met de kinderen bespreken.
2.      Letten op het overzicht en het brede blikveld tijdens de les.
3.      Gebruik maken van het stilteteken.

Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, …
 De kinderen kennen de emoties : Blij, Boos, Bedroefd en Bang. (4 B’s)

Ze kennen daar kenmerken van

Veel leerlingen weten nog meer emoties te noemen


Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben? Formuleer je doelen SMART.
De leerlingen kunnen de emoties uitbeelden

De leerlingen kunnen de emoties bij de ander herkennen


Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.
Ik observeer tijdens mijn les

Tijdens de les vraag ik kinderen wat ze zien en wat ze er van vinden



Werkwijze en middelen (hoe en waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat doe jij?
Hoe wordt de leertijd gebruikt:
  leerkrachtgestuurd F
F leerlinggestuurd 

Ik laat een filmpje zien
Ik  vertel over emoties en stel er vragen over
En leg uit wat de bedoeling is van deze les.

De leerlingen luisteren en doen mee
Ze beelden emoties uit
Stellen vragen

Cd-speler met cd
Het digibord

NVT


Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen?
Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij?
Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?

Organisatie (Aan welke praktische zaken moet je denken bij de uitvoering; maak eventueel een schets van de ruimte)
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
Het digibord opgestart met het filmpje

Het speellokaal of apenstaartje ingericht (ruimte)

Tijdens de les houd ik de kinderen in de gaten, of ze goed op blijven letten, zo niet dan spreek ik ze daarop aan. En ben duidelijk.

Ik bespreek de les en laat nog wat dingetjes terugkomen door leerlingen naar voren te halen en wat te laten zien.
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product?
Na afloop
Zorg een rustige overgang naar de volgende les. Wie ruimt wat op? Waar moeten leerlingen gaan zitten?
Lesopbouw
(wat ga je precies doen)

Keuze lesmodel

Didactische Analyse

Activerende Directe Instructie

Ander model, namelijk:


benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel
Aanvullende vakdidactische eisen
·          
DA
ADI
1 Inleiding

2 Kern

3 Afsluiting
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide inoefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie

continu: REFLECTIE

lesfase
tijd
activiteit
Inleiding










Kern



























 afsluiting
2-5










20-25



























2-5




Ik laat een filmpje zien over emoties  http://www.youtube.com/watch?v=c3fSA54MUq4
Welke emoties herken je? Hoe herken je ze?
Welke kennen jullie nog meer? We bespreken wat de kinderen hebben met emoties, hoe voelen ze zich nu en waarom, willen ze dat vertellen? en bedenk het anders in je hoofd. het is belangrijk dat de kinderen de les naar zichzelf toe trekken want zo staat in 'Kijk op spel', blz 178, Het is voor kinderen bijvoorbeeld erg aantrekkelijk om vanuit een eigen 'bron' te spelen, ook kunnen eigen associaties als inspiratiebron werken.

Naar het apenstaartje/ speellokaal. Daar gaan we lopen op de muziek totdat ik in mijn handen klap. We lopen eerst boos. Daarna blij. Als het dan weer stil is bespreken we het verschil en proberen we ook bang en bedroefd. we lopen op het geluid van een trom. Voor ik begin bespreek ik ook hoe snel of hoe langzaam de trom zou moeten klinken, wat past bij de emotie?
Ik geef complimenten en vertel wat ik zie. Zo staat ook in 'kijk op spel' blz 23: ' je krijgt meer zelfvertrouwen als je merkt dat je het kunt. in dit proces is positieve bevestiging vanuit je omgeving buitengewoon belangrijk.' Omdat drama nogal wat van sommige leerlingen vraagt is dit zeker iets wat belangrijk is en wat ik toepas tijdens de les.

vervolgens gaan we de emotiebus doen. De klas gaat zitten en voorin (of voor het podium in het apenstaartje) staan stoelen in de vorm van een bus.
er is een buschauffeur en deze heeft nog geen emotie. Maar degene die een kaartje kopen wel. Als deze heel blij is wordt iedereen in de bus blij en beelden dan uit, als vervolgens een bang persoon in stapt wordt de hele bus bang.
dit doen we totdat de bus vol zit. Ik kies ervoor dit met de hele klas te doen, en het spel te dramatiseren. in 'Kijk op spel' bl 179 staat namelijk dat: Op die manier levert de hele klas een aandeel en krijgen meerdere kinderen de kans om bijvoorbeeld hoofdpersonen te spelen.' Ook de kinderen die eerst niet echt durven worden betrokken en durven zo meer, ze worden uitgedaagd.

 dan hebben we nog een laatste lastige opdracht om de les af te sluiten, oefen maar eens in groepjes om een emotie uit te breiden. Anders gezegd om steeds bozer bijvoorbeeld te worden. Of steeds verdrietiger. En probeer het dan eens dat iemand begint en zo het rijtje af steeds erger wordt. De laatste persoon is dan heel overdreven in zijn emotie.

dit laten we aan elkaar zien en  bespreken wat we zien. we evalueren op het doel als we terug zijn in de klas en dan is de les voorbij.