Ik begon met het uitspreken van mijn verwachtingen en het herhalen van mijn regels. Ik wilde dat ze goed meededen en vertelde dat er maar één tegelijk aan het woord kan zijn. Lukte het toch niet om je aan de afspraken te houden dan kwam je naam op het bord. Stond deze er nog steeds aan het einde van de middag dan moest je nablijven.
Ik vertelde de klas dat mijn radio kapot was. Hierdoor kan ik nu alleen nog
maar cd’s luisteren. Hier heb ik er niet zoveel van, en welke moet ik nou
kopen?’ ‘Waar luisteren jullie naar?’ Zo begon ik een gesprek met de leerlingen
over verschillende muzieksoorten. Deze hebben we in een woordweb gezet. Ik vroeg
de leerlingen wat je nou eigenlijk met muziek kunt. Leerlingen: ‘luisteren’,
‘dansen’ en ‘het maakt je blij als je boos bent’ etc. Na die laatste opmerking
vroeg ik: ‘Wat doe je dan precies bij muziek? ’Een leerling: ‘Je denkt erover
na’. Dit wilde ik de kinderen ook laten doen. Ik wilde hen muziek van een andere
kant laten bekijken. Ze kregen wasco en een gevouwen a4tje. Ik liet 4 fragmenten
horen. Dit waren allemaal verschillende muzieksoorten. De leerlingen tekenden
wat ze hoorden, dachten of voelden bij die muziek. Na elk fragment besprak ik enkele tekeningen. Hiermee gaf ik
ideeën door en complimenteerde de leerlingen. Complimenten als: ‘Wat mooi
getekend’ of ‘goed geluisterd, ik zie de muziek helemaal terug in je
tekening’.
Na de fragmenten hebben we de vier tekeningen bekeken en besproken. Vooral de tegenstelling tussen opera en rock
waren groot. Ik vroeg de kinderen hoe dat kwam: ‘Door de muziekinstrumenten
en de zanger’ antwoorden ze.Dit klopte en vanuit hier ben ik over gegaan op kenmerken van muzieksoorten aan de hand van mijn PowerPoint. We bespraken, luisterden en bekeken de muzieksoorten. We bespraken bijvoorbeeld: ‘Wat is een veel voorkomend instrument?’, ‘Wat valt je op bij dit soort muziek?’ Dit gesprek liet ik vooral uit de kinderen komen hierdoor kreeg ik meer betrokkenheid. Na het gesprek controleerden we wat we besproken hadden door naar muzieksoorten te luisteren.
Onder het bespreken van de PowerPoint waren er twee leerlingen erg druk en na drie keer waarschuwen schreef ik hun namen op het bord. Meteen was de klas erg stil. Ze werden weer gewezen op de regels.
Na de PowerPoint vroeg ik de leerlingen hoe ze omgingen met buren en harde muziek. Er kwamen veel verschillende verhalen en opties. Nadat de meeste leerlingen verteld hadden vertelde ik wat ik zou doen. Ik zou namelijk hele hard ‘STOP’ roepen. Iedereen keek me met grote ogen aan. Toen zei ik: 'Luister maar.' Op dat moment zong ik ‘in de late uren’.
Dit lied heb ik vervolgens regel voor regel aangeleerd, De kinderen hadden het melodietje snel door en vonden het geweldig om de ‘stop’ in het liedje zo hard mogelijk te zingen. Toen ze de couplet ten kende ben ik ingegaan op de inhoud van de tekst. Zo haalde ik de informatie terug uit de PowerPoint. Daarna liet ik wat instrumenten zien aan de kinderen. Bij elk couplet zochten we een instrument wat bij het muzieksoort paste. Daar mocht een leerling de maat mee aangeven. Zo hadden we bijvoorbeeld de trommel voor de pop, kenmerkend van de pop is namelijk de beat.
Nadat we alle coupletten nogmaals gezongen hadden nu met de instrumenten, vroeg ik de leerlingen die een instrument hadden, deze op de instructietafel neer te leggen.
Evaluatie:Ik liet de leerlingen nadenken over het doel van de les. We bespraken de antwoorden als: ‘ u wilde ons iets leren over de soorten muziek’ en ‘ zingen met z’n allen’. Ik vatte kort samen wat de leerlingen noemden en vertelde dat ik positief was over de doelen. Zij stemden hiermee in.
Een van de leerlingen die ik op het bord had geschreven had duidelijk laten zien, dat hij ervan geleerd had. Zijn naam had ik weggeveegd. Met de andere leerling had ik een afspraak gemaakt dat hij tot de bel stil zou zijn en zijn armen over elkaar zou houden. Dit ging goed, ook zijn naam verdween van het bord.
Lesvoorbereiding
Naam
|
Lisanne van de Weitgraven
|
Groep
|
1d
|
ICO
(Stagebegeleider) |
Jacqueline Wery
|
Praktijkschool
|
C.J. van Rootselaarschool
|
Groep
|
6
|
Mentor
|
Jacqueline Wery
|
Activiteit
|
muziek
|
Datum
|
28 november
|
Leerpunten student
|
1.
Didactiek
toepassen in mijn formulier
|
2.
Mijn
stilteteken gebruiken en daarbij wachten op de stilte die ik vraag
|
3.
Consequent
zijn.
|
Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken
hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de
werkvorm, …
|
De kinderen
luisteren naar muziek
oa popmuziek ze weten dat er verschillende soorten muziek zijn en kunnen er misschien ook enkele benoemen.
Als je iets
niet leuk vind dan geef je dat aan.
|
Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben?
Formuleer je doelen SMART.
|
De kinderen
kennen aan het einde van de les de verschillende muzieksoorten.
Ze kunnen aan
het einde van de les het liedje zingen
|
Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.
|
Door vragen te
stellen
Door te
observeren
En door goed
te luisteren
|
Werkwijze en middelen (hoe en waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat doe jij?
|
Ik vertel
ik leg uit ik vraag de kinderen van alles ik zing voor en leer het lied aan
De leerlingen
luisteren
Ze doen mee
Ze geven
antwoord en stellen vragen
Ze zingen en
maken muziek
Ik gebruik
verschillende muziekfragmenten,
Muziekinstrumenten
Het digibord
En het liedje
De leerlingen
gebruiken hun stem en het liedje
|
||
Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen?
|
|||
Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij?
|
|||
Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?
|
Organisatie (Aan welke praktische zaken moet je denken bij de
uitvoering; maak eventueel een schets van de ruimte)
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
|
Het digibord moet aanstaan
Het liedje opgestart
De muziekinstrumenten
De muziekinstrumenten worden gepakt en teruggelegd waar ze vandaan
kwamen.
kinderen die niet goed meedoen worden hierop aangesproken
De leerlingen blijven aan hun tafels zitten en degene met een
muziekinstrument mogen deze opruimen.
|
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun
product?
|
|
Na afloop
Zorg een rustige overgang naar de volgende les. Wie ruimt wat op? Waar
moeten leerlingen gaan zitten?
|
Lesopbouw
(wat ga je precies doen)
Keuze lesmodel
benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel |
Aanvullende vakdidactische
eisen
·
|
DA
|
ADI
|
||||||||
1 Inleiding
2 Kern
3 Afsluiting
|
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide inoefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie
continu: REFLECTIE
|
lesfase
|
tijd
|
activiteit
|
Inleiding
Kern
afsluiting
|
5/7
20-30
2-5
|
Ik begin over mijn radio, dat er verschillende muziek bestaat. Rustig, hard. Dan ben ik benieuwd welke
muziek de kinderen luisteren?
en hoe noemen we die muziek? Pop muziek jazz rock’ n roll
Rappen
Hoe kun je die muziek herkennen?
dan luisteren we naar muziek en dan tekenen de kinderen op de muziek. Dus ze tekenen bij wat ze horen. Zelf doe ik ook mee/doe het voor. na verschillende muziekstukjes kijken we naar de verschillen. Dit doen we aan de hand van een powerpoint die ik gemaakt heb. Daarin staan de belangrijkste kenmerken van muziek. Met plaatjes wil ik uit de kinderen halen wat ze zien, en wat ze zelf kenmerkend vinden voor die muziek. Hierin droeg het betekenisaspect bij van bladzijde 135, uit muziekmeester. Hier staat dat muziek wat met jou doet en jijzelf ook iets met de muziek. Dit bespreek ik met de klas om het zo nog meer betekenisvol te maken.
Dan vraag ik de kinderen of andere weleens last hebben van de muziek?
Wat doen ze dan?
wat zouden jullie doen? ik zou zeggen STOP!
Moet je maar eens luisteren:
dan zing ik het liedje voor. vervolgens deel ik een gedeelte uit aan de klas, zodat ik de eerste regels zing en zij de laatste, zo zingt de klas steeds meer mee. Op bladzijde 13 van muziekmeester heb ik gelezen dat je kinderen moet uitdagen om enthousiast mee te zingen, dan gaan ze rechtop zitten en doen ze mee. De kinderen beginnen met het meezingen van STOP! Dit is ontzettend leuk om hard mee te mogen zingen. Hiermee wilde ik ze meteen betrekken en enthousiast maken. Ook door de manier waarop ik ‘vertellend’ zing. dan zet ik het liedje op het bord en zingen we ook de andere coupletten. We bespreken ook de tekst die we zingen, woorden die we kennen maar vooral de onbekenden. Zo staat op bladzijde 80 van muziekmeester dat muziek ook impact heeft op rekenen en taal. en als we nou muziek instrumenten gebruiken, welke zouden dan passen en waarom? Laat maar horen. zo maken we harde muziek en na het woord stop, stoppen ook de muziekinstrumenten. het lied zingen we een paar keer en sluiten daar ook mee af.
Dan vraag ik de kinderen welke muzieksoorten er ook alweer waren, en
als we veel tijd over hebben mogen ze in groepjes over die soorten muziek
waar we nog niet over gezongen hebben een nieuw couplet maken.
Bij deze les maak ik gebruik van het bkv-model:
Betekenis = het eigen maken, de opdracht verplaatsen naar de
beleveniswereld van de kinderen en het zo betekenisvol maken
Vorm= de vorm van het liedje, couplet refrein couplet refrein
Klank= Het gebruik van muziekinstrumenten en verschillende gebruiken
van de stem (hard en zacht)
|
Les muziek, feedback van Sjoerd Meijer:
onvoldoende
|
|
Je gebruikt het KVB-model muziek
correct
De doelen van de les passen bij de ontwikkeling van de
kinderen en sluiten aan op de
belevingswereld
Er is gebruik gemaakt van vakspecifieke
didactiek
Op 3
onderdelen is er een koppeling met de
theorie
Er wordt minimaal 1
vakinhoudelijke bron gehanteerd
|
Deels
Ja
Nee
Ja
Nee
|
Zelfevaluatie aan de hand van de cirkel van Korthagen:
Fase 1: Handelen.
Wat wilde ik bereiken?
Ik wilde dat de leerlingen betrokken bleven bij mijn les en dat De kinderen aan het einde van de
les de verschillende muzieksoorten kennen evenals het liedje.
Waar wilde ik op letten?
Ik wilde letten op mijn toepassing van de
didactiek deze les, op het consequent zijn. En mijn stilteteken doen en daarbij
wachten op de stilte die ik vraag.
Wat wilde ik uitproberen?
Ik wilde deze les letten op de betrokkenheid van
de leerlingen. Ik kreeg als vraag bij godsdienst mee na mijn vorige les om te
kijken hoe ik nou alle kinderen aan het zingen kreeg. Nu heb ik ook uit
muziekmeester gehaald dat je de kinderen hierbij moet uitdagen. Wat ik dus nu
extra wilde doen.
Fase 2: Terugblikken op het handelen.
Wat gebeurde er concreet?
Ik leerde de leerlingen het lied aan. Hierbij betrok
ik de kinderen in het lied, door ze eerst zelf over muziek te laten vertellen
en wat ze doen als de buren de muziek hard hebben staan. daarna vertelde ik hoe
ik het zou doen. Ik zou namelijk zegggen STOP!.. luister maar.. Hierdoor waren
de kinderen meteen geboeid. Ik vroeg ze of ze mee wilde zingen en de stop nu
wilde doen ipv mij. Dit vonden ze erg leuk en zo regel voor regel zongen we het
hele liedje samen.
Lerarenperspectief:
Wat wilde ik?
Ik wilde dat de kinderen goed meededen, en ze
allemaal mee zouden zingen.
Wat deed ik?
Ik betrok de kinderen bij mijn lied. Door te
vertellen en ook de manier waarop ik zong en ze meenam in het lied.
Wat dacht ik?
Ik dacht tijdens de les: ‘Gelukt!’
Wat voelde ik?
Tijdens deze les voelde ik me enthousiast. Ik
merkte duidelijk dat ik de kinderen had, ze deden goed mee en ik had ze op de
juiste manier het lied aangeleerd. Ze bleven echt geboeid.
Leerling-perspectief:
Wat wilde de lln?
De leerlingen wilde graag hun eigen inbreng kunnen
vertellen in de les. Dit kon. Hierdoor plaatste de les nog meer in hun belevingswereld.
Wat deden de lln.?
De leerlingen deden goed mee. Ze hadden veel
inbreng en luisterde goed. Ook het zingen waar ik specifiek op wilde letten of
iedereen meedeed ging goed. Iedereen deed mee.
Wat dachten de lln.?
De leerlingen dachten aan zichzelf tijdens de
les, ze betrokken de les op henzelf en vonden het een leuke les en een leuk
liedje. Dit bleek uit de evaluatie
Fase 3: Bewust
worden van essentiële aspecten.
Hoe hangen de antwoorden op de vorige vragen met elkaar samen?
De manier waarop ik te werk ging voldeed aan de
behoeften van de kinderen. Waardoor de les goed aankwam.
Wat is daarbij de invloed van de context/de school als geheel?
Normaal hoeven niet altijd alle leerlingen mee
te zingen. Een paar doen dat dan ook nooit. Ik vind dit alleen wel een
uitdaging om ook deze leerlingen uit zichzelf mee te laten zingen. Maar omdat
ze het niet hoeven is dit wel lastiger.
Wat betekent dit nu voor mij?
De manier waarop ik nu gehandeld heb is zeker
een manier om vaker toe te passen. Namelijk het lied betrekken in de
belevingswereld van de kinderen en het stapje voor stapje aanleren en het
daarbij vertellend te zingen.
Wat is dus het probleem (of de positieve ontdekking)?
Ik kan alle kinderen laten zingen als ik het
liedje op de juiste manier aanbied.
Fase 4: Formuleren
van handelingsalternatieven.
Welke alternatieve zie ik?
-
Volgende keer na het eerste couplet de tweede
hetzelfde aanleren ipv de tekst op het bord te laten zien.
-
Het liedje
eerst een keer muzikaal laten horen nadat ik het gezongen heb. Zo hebben de
kinderen mij gehoord en de muziek en dan zij.
Welke voor- en nadelen hebben die?
Een nadeel van de eerst is dat het veel meer
tijd kost een voordeel dat de kinderen zo het hele liedje beter onthouden. Bij
de tweede is het een voordeel dat de kinderen zo meer in de melodie zitten wat
niet voor iedereen nodig was maar voor enkele misschien fijn was geweest. Een
nadeel is dat je dan als leraar niet helemaal in de hand hebt hoe de kinderen
reageren op het muzikale gedeelte. Of het te lang duurt of te kort. En hoe de
kinderen daarmee omgaan.
Wat neem ik mij nu voor de volgende keer?
Ik wil de liederen boeiend blijven aanleren. Ik wil
de kinderen blijven betrekken bij mijn liedjes, dat iedereen meezingt. Dit door
vooral de tekst te verplaatsen in de belevingswereld. Nieuwsgierigheid opwekken
naar het lied. Wat ook op bladzijde 13 staat van muziekmeester.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten